Voordat kleine kinderen uit een beker leren drinken, is de tuitbeker een gangbare tussenstap. Veel en langdurig gebruik van een tuitbeker heeft echter negatieve effecten op de tanden en de mondmotoriek. En daarmee ook op de gezondheid en spraak-/taalontwikkeling van een kind. De Consumentenbond kwam laatst met een waarschuwing: ‘Tuitbeker: gebruik hem liever niet’.
Afwijkingen gebit
Omdat de tongspier heel sterk is, hebben een verkeerde tongstand en verkeerd slikken effect op de stand van de tanden en de ontwikkeling van de kaak. Normaal gesproken is de tong ‘aangezogen’ tegen het gehemelte. De tongpunt ligt dan op het richeltje achter de boventanden, zonder tegen de tanden te duwen. Bij een normale slikbeweging beweegt de tong omhoog in plaats van naar voren. Bij een kind dat veel uit een tuitbeker drinkt, ligt de tong onder de tuit en blijft de mond een stukje openstaan. Het kind went daardoor aan een ‘lage voorwaartse tongligging’ tijdens het slikken. De tong duwt dan tegen de tanden of beweegt tussen de tanden door. Hierdoor kunnen er gebitsafwijkingen ontstaan. Zoals allerlei varianten van een open beet, waarbij de boventanden niet meer over de ondertanden vallen.
Meer kans op gaatjes
Kinderen met een verkeerde kaak- of gebitsstand hebben op latere leeftijd vaak een beugel en soms zelfs een kaakoperatie nodig. Begin daarom liever helemaal niet aan een tuitbeker, stelt de Consumentenbond. Deze stap in het leren drinken kun je beter overslaan. Dat heeft ook als voordeel dat er minder snel gaatjes in de tanden ontstaan. Want met een tuitbeker worden de tanden veel langer aan (suikerhoudende) dranken blootgesteld; het kind drinkt de inhoud vaak niet in één keer op, maar blijft aan de beker sabbelen.
Gezondheid en spraak
Veel drinken uit een tuitbeker kan nog meer ongewenste gevolgen hebben. Door het verkeerd slikken is er meer kans op ‘luchtslikken’, wat buikpijn veroorzaakt. En slappe mondspieren leiden tot slechter kauwen, wat weer maag- en darmklachten geeft. Een verkeerde rustpositie van de tong en verkeerd slikken hebben meestal ook invloed op de spraak. De spraakklanken ‘T’, ‘D’, ‘N’ en ‘L’ worden dan vaak te ver naar voren geproduceerd; dus tegen de tanden. Dat wordt ook wel lispelen genoemd. Als de tong bij de ‘S’-klank en de ‘Z’-klank teveel voorwaarts beweegt, is er sprake van slissen.
Oefenen met een beker
Het leren drinken uit een gewone beker kan starten als een kind tussen de 6 en 8 maanden oud is. Het gaat dan niet meteen om grote hoeveelheden, maar om een paar slokjes om het te leren. Gebruik een gewone beker, of eventueel een beker met handvatten en/of een neusuitsparing. Door met een open beker te drinken, leert het kind de mond op tijd weer dicht te doen omdat er anders teveel vloeistof in de mond komt. Op deze manier leert het kind de vloeistof goed aan te zuigen en te doseren. Ook ziet het kind voortdurend hoeveel vloeistof er nog in de beker zit. Het oefenen gaat in eerste instantie het eenvoudigst met wat dikker vloeibaar drinken, zoals yoghurt of verdunde gladde fruithap.
Niet alleen door een tuitbeker, maar ook door langdurig gebruik van een fopspeen of drinkflesje met speen, kan een verkeerd slikpatroon ontstaan. Dit geldt ook voor kinderen die langdurig duimen of op hun vingers zuigen. Kinderen slapen hierdoor vaak met hun mond open en met een laagliggende tong. Ze ademen dan door hun mond in plaats van hun neus. De kans op middenoorontsteking en luchtweginfecties is dan groter. Geef daarom geen flesje mee in bed als troost. En dus ook zeker geen tuitbeker.
Gebaseerd op bron: Consumentenbond – ‘Tuitbeker, gebruik hem liever niet’.